Een nieuw jaar betekent ook nieuwe regels in verband met de coronapremies. De verschillende regeringen hebben aanpassingen doorgevoerd omtrent wie nog in aanmerking komt voor overheidssteun.
Overbruggingsrecht
De grootste wijziging bevindt zich op het gebied van het overbruggingsrecht. Hier wordt voortaan gesproken over 3 pijlers.
- Pijler 1: Zelfstandigen die verplicht gesloten zijn door de maatregelen van het Overlegcomité en zelfstandigen die afhankelijk zijn van deze sectoren.
- Pijler 2: Ondernemingen die door beslissingen van de overheid met een grote omzetdaling kampen.
- Pijler 3: Zelfstandigen die hun beroepsactiviteit tijdelijk moeten stopzetten omwille van verplichte quarantaine of het zorgen voor een kind.
Hieronder lichten we de verschillende pijlers uitgebreid toe.
We bemerken dat het vanaf februari mogelijk is om het overbruggingsrecht te combineren met een ander vervangingsinkomen. Het maximum uit te keren bedrag mag niet meer bedragen dan de premie voor het overbruggingsrecht waarop de zelfstandige recht heeft. Als de som van het vervangingsinkomen en het overbruggingsrecht hoger is dan het grensbedrag wordt de overschrijding afgetrokken van het bedrag van de uitbetaling van het overbruggingsrecht.
Overbruggingsrecht – eerste pijler
Oorspronkelijk was er een bijkomende voorwaarde om te kunnen genieten van het dubbel overbruggingsrecht via de eerste pijler. Ondernemingen die aan take-away of click & collect doen, zouden geen recht meer hebben op dit dubbel overbruggingsrecht en zouden dus onder de tweede pijler vallen waarbij ze hun omzetdaling moeten aantonen ongeacht of zij verplicht gesloten zijn. De sectoren die afhankelijk zijn van een verplicht gesloten sector worden in dit scenario niet bij deze eerste pijler gerekend. Zij kunnen dan wel eventueel een aanvraag indienen op basis van de tweede pijler. Het dubbel overbruggingsrecht zal ook worden afgeschaft waardoor deze ondernemingen nog slechts de bedragen voor het enkel overbruggingsrecht ontvangen.
Eerst werd deze eerste pijler uitgesteld tot ten vroegste maart waardoor de zelfstandigen die te maken hebben met een gedwongen sluiting nog recht hebben op het dubbel overbruggingsrecht onder de voorwaarden van 2020. Ondertussen is de begindatum van de eerste pijler nog verder verschoven en zal deze categorie ook voor de maanden maart, april, mei en juni dezelfde regels kunnen hanteren.
Het bedrag van de uitkering is afhankelijk indien zij wel of geen gezinslast hebben. In het eerste geval ontvangen zij hiervoor 3.228,20 euro en in het andere geval 2.583,38 euro. Deze bedragen worden gehalveerd voor zelfstandigen in bijberoep die sociale bijdragen betalen op een geïndexeerd inkomen dat tussen 7.021,29 euro en 14.042,57 euro ligt. Deze categorie zelfstandigen kunnen wel de volledige premie ontvangen indien zij sociale bijdragen betalen op een geïndexeerd inkomen van minimum 14.042,57 euro.
Zelfstandigen die hun 60% afhankelijkheid van een verplicht gesloten sector kunnen onderbouwen en die hun activiteiten volledig stopzetten tijdens de maanden januari tot en met juni hebben recht op een dubbele uitkering. Indien zij hun activiteiten niet volledig onderbreken, moeten zij hun omzetdaling bewijzen zoals besproken in de tweede pijler.
Overbruggingsrecht – tweede pijler
De tweede pijler is wel in voege getreden op 1 januari 2021. Ondernemingen moeten hier een omzetverlies van minimum 40% bewijzen. De referentieperiode is de maand voorafgaand de maand waarop de uitkering betrekking heeft. Deze wordt vergeleken met de omzet van dezelfde maand in 2019. Concreet wordt voor de maand januari 2021 de omzet van december 2020 vergeleken met de omzet van december 2019. Voor de uitkering van februari 2021 worden de maanden januari 2021 en januari 2019 als referentieperiodes beschouwd.
Indien voldoende omzetdaling wordt aangetoond, heeft de zelfstandige recht op het enkel overbruggingsrecht voor een bedrag van 1.291,69 euro of 1.614,10 euro afhankelijk of hij/zij al dan niet kinderen ten laste heeft.
Zelfstandigen in bijberoep hebben hier eveneens recht op overeenkomstig de bovenvermelde voorwaarden bij de eerste pijler op het gebied van inkomen. Om dit overbruggingsrecht aan te vragen is het niet vereist dat de onderneming ooit verplicht gesloten was door opgelegde maatregelen van het Overlegcomité. Het is voldoende als men kan staven dat het omzetverlies te wijten is aan de beslissingen omtrent corona.
Er werd onlangs bevestigd dat deze tweede pijler eveneens tot en met juni wordt verlengd.
Overbruggingsrecht – derde pijler
De overheid verleent nog steeds steun voor zelfstandigen die in quarantaine moeten of die moeten zorgen voor een kind in het kader van sluiting van scholen of kinderdagverblijven. Zij worden voor deze periode ook genoodzaakt om hun beroepswerkzaamheid tijdelijk te onderbreken. De minimumperiode om hier aanspraak op te hebben bedraagt 7 opeenvolgende kalenderdagen. Zij hebben recht op het klassiek overbruggingsrecht. De voorwaarden en bedragen hiervoor zijn dezelfde als besproken in het artikel “De nieuwe coronagolf: waarop heb ik als zelfstandige recht?”. Ook deze derde pijler is recent verlengd tot en met juni 2021.
Relance-overbruggingsrecht
Er werd beslist om deze steunmaatregel stop te zetten op 31 december 2020. Een aanvraag voor de maanden juli tot en met december 2020 is wel nog steeds mogelijk. De aanvraagtermijn van de maanden juli, augustus en september 2020 verloopt op 31 maart 2021. Voor de maanden oktober, november en december moet ten laatste op 30 juni 2021 een aanvraag ingediend worden.
Vlaams beschermingsmechanisme
Daarnaast heeft de Vlaamse overheid beslist om opnieuw een Vlaams beschermingsmechanisme in te voeren voor de maanden januari 2021 en februari 2021.
De voorwaarden zijn dezelfde gebleven als de vorige aanvragen voor het Vlaams beschermingsmechanisme. Enkel de periodes zijn gewijzigd: er is een aparte aanvraag voor januari en februari. Beide maanden hebben als referentieperiode de overeenkomstige maand in 2020 namelijk januari 2020 en februari 2020.
De eenmanszaken en vennootschappen die zich hierop kunnen beroepen moeten verplicht gesloten zijn of een omzetdaling van minimum 60% staven. Het minimumbedrag van de premie bedraagt 600 euro. Het maximumbedrag bedraagt 7.500 euro voor ondernemingen waar maximum 9 werknemers zijn tewerkgesteld. Tussen de 10 en 49 werknemers is het maximumplafond 15.000 euro en aan de grote ondernemingen die een personeelsbestand hebben van minimum 50 werknemers kan maximum 40.000 euro worden toegekend.
Op de website van Vlaio kan de periode januari aangevraagd worden tussen 16 februari 2021 en 15 maart 2021. Voor de periode februari is de aanvraag mogelijk tussen 16 maart 2021 en 15 april 2021.
Globalisatiemechanisme
Er werd een nieuwe coronapremie uitgevaardigd om bepaalde bedrijven die hard getroffen zijn door de coronacrisis extra steun te bieden. Deze premie wordt ook de globalisatiepremie genoemd. Er zijn een aantal voorwaarden om recht te hebben op deze steunmaatregel. Het gaat om ondernemingen met rechtspersoonlijkheid en een actieve exploitatiezetel in het KBO op 30 september 2020. Bovendien moet de omzet van 1 april 2019 tot en met 31 december 2019 minimum 450.000 euro exclusief btw bedragen. Ten slotte moet er in dezelfde periode in 2020 een omzetverlies van minimum 60% aangetoond worden en heeft de onderneming een boekhoudkundig verlies in deze periode van 2020. De periode 1 april 2020 tot en met 31 december 2020 wordt vergeleken met de overeenstemmende periode in 2019 om de omzetdaling te bewijzen.
Deze bedrijven krijgen een premie van 10% van de omzet exclusief btw van de periode 1 april 2019 tot en met 31 december 2019. Dit bedrag is echter nog bijkomend beperkt. Voor kleine ondernemingen is het maximumbedrag 90% van hun niet gedekte vaste kosten van de periode 1 april 2020 tot en met 31 december 2020 en voor middelgrote en grote ondernemingen 70%. Het bedrag waarop de beperking van toepassing is, vind je terug in de code 9903 van de jaarrekening. Dit is het verlies van de onderneming waarbij de belastingen nog niet afgetrokken zijn.
Daarbovenop is er nog een aanvullende beperking. De premies die de onderneming reeds ontving worden afgetrokken van het te ontvangen bedrag van de uitkering. Het gaat met name over de hinderpremie, de compensatiepremie, het Vlaams beschermingsmechanisme en de ondersteuningspremie. Het overbruggingsrecht speelt hier geen rol aangezien dit een uitkering is aan de bedrijfsleider/zelfstandige en niet aan de onderneming zelf.
De premie kan aangevraagd worden via de website van Vlaio. Momenteel is dit nog niet mogelijk aangezien Europa deze coronapremie nog moet goedkeuren.
Overige steunmaatregelen
De sociale bijdragen kunnen ook in 2021 uitgesteld worden met maximum één jaar. Voorlopig bieden de sociale verzekeringsfondsen deze mogelijkheid aan voor het eerste en tweede kwartaal van 2021 evenals de regularisatiebijdragen voor het jaar 2018 en 2019 die normaal gezien moeten betaald worden tegen ten laatste 30 juni 2021. De vervaldatum van deze sociale bijdragen wordt dan met één jaar verschoven. Voor zelfstandigen biedt deze maatregel het voordeel dat zij op een beter moment hun sociale bijdragen kunnen vereffenen en er tegelijkertijd geen verhogingen verschuldigd zijn.
Sommige zelfstandigen lijden zwaar onder de maatregelen van de coronacrisis. Voor hen kan de vrijstelling van sociale bijdragen tot de mogelijkheden behoren. Deze dient eveneens via het sociaal verzekeringsfonds te worden vereffend. Enkel zelfstandigen in hoofdberoep, meewerkende echtgenoten met een maxistatuut en gepensioneerden die nog een zelfstandige beroepswerkzaamheid uitoefenen kunnen voor deze regeling kiezen. De sociale bijdragen die kunnen worden vrijgesteld zijn dezelfde als bij de uitstel van de betaling. De kanttekening hierbij is dat zelfstandigen geen pensioenrechten opbouwen voor de kwartalen waarbij ze vrijstelling van sociale bijdragen verkrijgen. Indien later blijkt dat je toch voldoende middelen hebt om deze bijdragen te betalen, kan je deze nog betalen binnen vijf jaar. Hierdoor verlies je geen pensioenrechten.
Verder kan men nog steeds uitstel van betaling van belastingen verkrijgen zonder dat hierop boetes of nalatigheidsintresten moeten betaald worden.
Werkgevers kunnen nog tot zeker 31 maart 2021 de tijdelijke werkloosheid wegens overmacht voor alle sectoren inroepen indien er onvoldoende werk is te wijten aan de coronacrisis.